werknemerszonderpapieren.be

Arbeidsrechten hebben geen grenzen

Voorwoord

De Organisatie voor Clandestiene Arbeidsmigranten ontstond eind 2003 en is operationeel sinds 2005. Ze is gecreëerd door een groep mensen werkten aan basisrechten van mensen zonder wettig verblijf. Zij zagen dat sociale organisaties zich wel bezighielden met noden van mensen zonder papieren, maar dat hun arbeidssituatie in veel gevallen zelfs niet werd besproken. Nochtans waren er heel wat aanwijzingen dat deze mensen meestal (zwart) werkten, ze hadden immers geen andere bron van inkomsten. Het was ook duidelijk dat deze werknemers op grote schaal geconfronteerd werden met misbruik.

De eerste opdracht die OR.C.A. op zich nam, was uitzoeken wat de Belgische wetgeving vertelde over werknemers zonder ‘papieren’. Algauw bleek dat de Belgische wet eigenlijk heel wat garanties biedt: van zodra er een feitelijke arbeidsrelatie bestaat waarin iemand in ruil voor loon onder het gezag van iemand anders werkt, moet een werkgever de arbeidsrechten van werknemers respecteren. Dat betekent dat ook werknemers die zwart en/of clandestien werken minimumlonen moeten krijgen, verzekerd moeten zijn voor arbeidsongevallen, recht hebben op rustdagen, enzovoort.

OR.C.A. heeft die rechten samengebracht in een Rechtengids voor werknemers zonder papieren, die eind 2006 verscheen met de steun van de Koning Boudewijnstichting, ACV en ABVV. Samen met de belangrijkste arbeidsrechten bevatte die gids ook tips voor werknemers om zich beter tegen misbruik te beschermen: door bewijzen van de tewerkstelling te verzamelen, te begrijpen hoe de inspectie werkt, en dergelijke meer.

De gids werd alom geprezen, op 2 jaar tijd werden er 10.000 exemplaren verspreid en een herdruk is in de maak. Ondertussen ontving OR.C.A. ook individuele hulpvragen, en probeerden we de arbeidsrechten die we overal gingen bekendmaken toe te passen in de praktijk. Er werden verschillende strategieën uitgeprobeerd om rechten af te dwingen: via bemiddeling, via klachten bij inspecties, door de aangifte van arbeidsongevallen, enzovoort.

De inspectie ontving zo in 4 jaar tijd vele klachten van werknemers zonder papieren via OR.C.A. Een aantal van die klachten zijn uitgemond in een rechtszaak, waarvan er één in 2008 met succes werd beëindigd: 8 werknemers werden door de rechtbank een achterstallig loon toegekend bij dezelfde werkgever, de precieze bedragen moeten nog worden vastgesteld.

Het overgrote deel van de dossiers eindigde echter op een sisser, om heel wat verschillende redenen. Een aantal zaken moesten stopgezet worden omdat het onderzoek en de behandeling van het dossier zo lang aansleepten, dat de werknemer in kwestie onvindbaar was geworden op het moment dat de zaak voor de rechtbank zou komen. In één dossier werd de zaak geseponeerd omdat de pro deo-advocate die we hadden aangesproken geen enkele stap had ondernomen. Soms gaven werknemers er de brui aan omdat het allemaal zo lang duurde.

De meeste zaken haalden echter de rechtbank niet: er was onvoldoende bewijs, er was sprake van een schijnzelfstandigenstatuut dat niet bewezen kon worden, we hadden niet de middelen om gepaste juridische bijstand te vinden, de werkgever ging failliet of was onvindbaar, en dergelijke meer. Inspectiediensten zijn onderbemand en het is moeilijk om vaste contactpersonen te krijgen en te houden.

Het grootste obstakel ligt echter nog elders: het is niet makkelijk om werknemers zonder papieren ertoe aan te zetten om stappen te zetten tegen werkgevers die hun arbeidsrechten met de voeten treden. Ze zijn bang van de autoriteiten, ze zijn bezig met het dagelijkse overleven en hebben geen tijd om zich bezig te houden met ingewikkelde rechtszaken. Arbeidsrechten, zoals minimumlonen, worden soms als een luxe beschouwd. Vaak begrijpen ze de procedures helemaal niet, ook al omdat er soms een taalprobleem is.

Hoe dan ook blijft het belangrijk om arbeidsrechten af te dwingen via de officiële kanalen. Er is jurisprudentie nodig. Voor de werknemers en hun begeleiders die stappen overwegen, maar ook om werkgevers duidelijk te maken dat ze niet straffeloos zijn. OR.C.A. blijft dus verder werken op dit spoor, en ook bij de vakbonden wordt de verdediging van werknemers zonder papieren voor de arbeidsrechtbank opgenomen.

Maar de officiële weg kan niet de enige zijn. De arbeidsmarkt dereguleert meer en meer, de toenemende migratiecontrole maakt het werknemers zonder papieren steeds moeilijker om autoriteiten te contacteren. Er zijn andere acties nodig.

De kleine succesjes die we haalden door te bemiddelen tussen werkgevers en werknemers, gaven inspiratie. Soms volstaat het dat een persoon met papieren of een organisatie de werkgever contacteert en duidelijk maakt dat de werknemer zonder papieren niet alleen staat. Wat dikwijls werkt, is opklimmen in de keten van onderaanneming. OR.C.A. werkt in een stedelijke omgeving, waar veel clandestiene werknemers actief zijn in sectoren zoals de bouw en de schoonmaak. Deze sectoren worden gekenmerkt door een grote prijsconcurrentie en een toenemend beroep op onderaanneming. Hoewel de opdrachtgevers wettelijk meestal niet aansprakelijk zijn, blijkt dat ze vaak achterstallige lonen en andere problemen kunnen helpen oplossen wanneer ze erover aangesproken worden. Deze bedrijven hebben immers geen zin om een slechte naam te krijgen, of om onrust te creëren bij hun eigen reguliere werknemers.

Ook onze eigen vakbonden zijn ontstaan in een situatie waar er wettelijk voor de werknemers weinig af te dwingen viel. Het lijkt erop dat voor een bepaalde categorie van werknemers op onze arbeidsmarkt, clandestien en in de grijze zone, het werk moet worden overgedaan.

In hoeverre zijn die oude recepten toe te passen op werknemers zonder papieren? Zijn er misschien nieuwere vormen van acties bedenkbaar, zoals consumentencampagnes, fair trade labels? Wat zijn goede voorbeelden in het buitenland, en kunnen we die zomaar kopiëren naar onze eigen Belgische situatie?

Dat is het onderwerp van deze publicatie. Aan de hand van praktijkvoorbeelden uit binnen- en buitenland worden een aantal knelpunten geïnventariseerd, wordt gezocht naar sleutels voor succes, en naar valkuilen die vermeden moeten worden.

De publicatie wil geen kant en klaar recept voor succes voorstellen. Om te beginnen omdat zo’n recept niet lijkt te bestaan. Daarenboven is er niet maar één weg naar succes. Verschillende organisaties, met elk hun eigen invalshoek en middelen, kunnen op verschillende manieren waardevol werk leveren.

We willen wel inspiratie bieden voor wie op een creatieve manier wil werken aan arbeidsrechten voor arbeidsmigranten in het algemeen en werknemers zonder papieren in het bijzonder. Daarbij zijn we met een open blik op zoek gegaan naar interessante praktijken, los van politieke ideeën, organisatiesoort,... Sommige voorbeelden komen uit vakbonden, andere uit NGO’s, andere dan weer eerder van losse netwerken en groepen vrijwilligers en migranten. Telkens proberen we na te gaan in hoeverre het voorbeeld toepasbaar is op de Belgische situatie.

We willen ook de discussie stimuleren. Daarom noemen we een aantal voorbeelden die misschien controversieel zijn, en die we niet noodzakelijk zelf als ideaal naar voor schuiven. Maar we laten het oordeel over aan de lezer.

Om goede praktijken op te zoeken, heeft OR.C.A. beroep gedaan op het werk van PICUM, ’10 Ways to Protect Undocumented Workers’. We danken hierbij PICUM voor het mogen raadplegen van het onderzoeksmateriaal, dat ons heel wat waardevolle informatie verschafte.

We hebben ons in deze publicatie hoofdzakelijk geconcentreerd op initiatieven die werknemers willen organiseren, om samen met hen rechten af te dwingen.

Daarom gaat het eerste deel over hoe werknemers zonder papieren kunnen gemobiliseerd en georganiseerd worden. Er wordt verwezen naar ‘goede praktijken’ uit het buitenland met een nummer.

Die nummers zijn terug te vinden in het tweede deel van het inspiratieboek. Dat geeft korte beschrijvingen van de goede praktijken, met een analyse van hun sterke en zwakke punten, en hoe ze toepasbaar zouden kunnen zijn op de Belgische context.

In het derde deel staan een aantal projecten die op dit moment al bestaan in België.

We voegden achterin tenslotte een glossarium toe waarin we duidelijk maken welke definities er in dit inspiratieboek worden gehanteerd. Duidelijkheid over terminologie is immers essentieel om een gevoelig debat als dit goed te kunnen voeren.

Het aantal arbeidsmigranten met of zonder papieren op onze arbeidsmarkt zal in de toekomst niet verminderen. Hun situatie zal misschien wel verschuiven, ze zullen uit nieuwe windstreken arriveren, onder andere statuten werken, maar dat we met hun aanwezigheid zullen moeten rekening houden, staat buiten kijf. Willen we vermijden dat er op onze arbeidsmarkt verschillende klassen van werknemers ontstaan, waarvan sommigen meer rechten hebben dan anderen, dan moeten we nu uitzoeken hoe deze werknemers kunnen bereikt worden, en hoe hun arbeidsrechten kunnen afgedwongen worden. In de rechtbank als het kan, maar ook buiten de rechtbank, als het moet.

Er wordt verwezen naar ‘goede praktijken’ uit het buitenland met een link. Via deze link vind je meer informatie over deze praktijken in het tweede deel.


Volgende hoofdstuk:
Een ruimte creëren om in te werken